primair onderwijs

"Eigen gedachten en die van anderen onderzoeken, dat is wat kinderen en jongeren doen als zij samen filosoferen."



(GAST)LESSEN

PRIMAIR ONDERWIJS


Huur een (gast) vakleerkracht in om te komen filosoferen. Elk thema (zie hieronder) bestaat uit een serie van 6 lessen van elk 50 minuten en is qua inhoud afgestemd op de leeftijd van de leerlingen.


Wil je leren om zelf te filosoferen op school? Volg dan een training.



PRIMAIR ONDERWIJS

BURGERSCHAP & DEMOCRATIE


Wat is eigenlijk cultuur? Het woord wordt vaak gebruikt, maar blijft voor kinderen een vaag begrip. In de lessen wordt het begrip ‘cultuur’ verkend en worden elementen van cultuur besproken. Zoals: kunst, of door na te denken over wat feest nou eigenlijk is en of dat in alle landen hetzelfde is, maar ook de overeenkomsten en verschillen eens naast elkaar te leggen van het leven van een kind of jongere in Nederland en dat in een ander land. Met vragen als: is een boom die in Nederland staat ook een Nederlander? En als de zaadjes uit Afrika komen? Hierdoor ontdekken kinderen en jongeren wat cultuur allemaal inhoudt. De lesinhoud sluit ook aan op het onderwerp wereldburgerschap.

 

Tijdens filosoferen leren kinderen onder andere vragen te stellen, gezamenlijk een onderzoek te starten en daarbij kritisch na te denken en ervaren dat het niet erg is om het oneens te zijn met een ander. Dat dit zelfs leuk kan zijn! Een interessante manier om hier verder in te oefenen en heel concreet de democratie te ervaren is oefenen in debatteren, waarbij de grondbeginselen van een democratie niet alleen worden uitgelegd, maar waarbij kinderen ervaren hoe het is om je te verdiepen in argumenten die recht tegenover je eigen mening staan. Door ze beurtelings voor en tegen te laten zijn, draait het niet meer om persoonlijke meningen, maar om de kunst van het debatteren zelf.



De bovenbouw ging in debat. Aanvankelijk wat onzeker bij het oefenen, maar bij het echte debat barstte de discussie weer goed los. De stelling was: ‘de regering moet roken verbieden’. Hier waren duidelijke voorstanders ("veel gezonder, want dan wordt het illegaal”) en tegenstanders ("iedereen mag toch zelf weten of hij eerder dood gaat?”). Verder werd er gewezen op het gevaar van een verbod op sigaretten, want dan zouden de rokers boos worden dat zij geen sigaretten meer konden kopen en ontstond er misschien wel oorlog in het land. Waarop heel laconiek werd gezegd dat ze dan toch gewoon de grens over kunnen gaan om daar een pakje te kopen… Nu al wereldburgers! ;-)



PRIMAIR ONDERWIJS

IDENTITEIT & SEKSUALITEIT

 

Zeker bij de bovenbouw van het lager onderwijs en de jongeren van het middelbaar onderwijs wordt nagedacht over de eigen identiteit. Dit is ook een speerpunt van het burgerschapsonderwijs. In deze lessen onderzoeken we het begrip identiteit. Wat maakt jou jou? Wat hoort er allemaal bij jou? Horen je vrienden ook bij jou? Ben je nog steeds jezelf als je je heel anders kleedt of als een andere hobby hebt? Wat is de invloed van je omgeving op wie jij bent en op wat jij doet?

 

Door de digitalisering zien kinderen en jongeren steeds jonger expliciete seksuele beelden, al dan niet vanuit de eigen keuze. Bij het filosoferen over seksualiteit wordt door middel van metaforen gekeken naar het eigen ik en daardoor staan de eigen ervaringen niet direct centraal. Zo wordt het gemakkelijker voor leerlingen om over ‘ongemakkelijke’ onderwerpen te praten.


 

 

De middenbouw dacht na over wat er allemaal bij jezelf hoort. Tot verwarring van de juf hoorden oren, neus en haren niet bij jezelf, maar bij je vader of moeder. Tijdens het gesprek bleek, dat omdat er vaak tegen de kinderen wordt gezegd "die ogen heb je van je moeder” of "dat haar heb je van je vader”, zij het volstrekt logisch vonden dat die onderdelen van je lichaam dus ook bij die persoon horen. Is mijn vinger ook van mijn vader of moeder? Ja. Ter demonstratie beet ik erin: wie voelt dit dan? Mijn vader of moeder of ikzelf? Jijzelf, want dat doet je geest. Je geest doet alles. Je denkt dat je het zelf doet, maar… Nee, het is een poppetje in jezelf, dat je aanstuurt. Nee, het is je innerlijke stem. Nee, je doet het zelf! Als je geest eruit is, kun je niks. Dan slaap je. Dus je geest is weg als je slaapt? Ja. Wie zorgt er dan voor je dromen? Uh... Waar de kinderen het unaniem over eens waren, is dat je schaduw van jezelf is. Er werd een demonstratie gegeven om te bewijzen dat je schaduw sneller kan zijn dan jezelf, want als je rent, dan haalt je schaduw je soms gewoon in!



PRIMAIR ONDERWIJS

PESTEN

 

Pesten is een ongrijpbaar begrip: het mag niet en is voor de gepeste heel vervelend. Maar wat is het eigenlijk? Wanneer wordt plagen pesten? Kan een dader ook slachtoffer zijn? Wat bedoelen we met ‘respect voor elkaar hebben’? Tijdens deze lessen gaan de leerlingen gezamenlijk dit soort begrippen onderzoeken, waarna met elkaar wordt afgesproken wat het voor de klas of groep betekent. Dit kan worden opgenomen in het pestprotocol van de klas of school.

 


Volgens groep 7 is iemand pesten op social media makkelijker dan op het schoolplein. “Die ander ziet jou niet. Je durft dan makkelijker stoere dingen te zeggen. Hij kan je toch niet slaan.” Ook denken ze dat mensen zich op social media sneller gepest voelen, omdat er veel misverstanden ontstaan. “Soms schrijf je iets op, dat bedoel je als grapje, maar die ander denkt dat je het echt zo bedoelt. Want die leest het alleen maar en hoort niet hoe je het zegt. Dan denkt hij dat je hem pest.”

Moet pesten strafbaar worden? Daar dacht groep 7 vervolgens over na. Voorafgaand werden argumenten voor en tegen bedacht. Dat viel niet mee en de emoties kregen soms de overhand. Want dat iemand die wordt gepest geholpen moet worden, het liefst door de pester te stoppen, dat was één ding, maar vervolgens iets met die straf moeten doen, was weer heel iets anders. Soms is de pester vroeger zelf gepest. Geen reden om te pesten, maar dan is straffen wel moeilijk. Ook weet je soms niet wie er begonnen is met pesten en of diegene het zo had bedoeld. Dus hoe bepaal je wie er gestraft moet worden?




PRIMAIR ONDERWIJS

MEDIAWIJHEID

 

Tijdens de 6 lessen wordt gefilosofeerd over het gebruik van media en mogelijke gevolgen daarvan voor je (online) identiteit en je omgeving. Dus ook wat de media doet met jou. De lessen sluiten aan op de huidige maatschappij, waar het woord in toenemende mate wordt vervangen door het beeld en we onszelf steeds vaker de vraag stellen wat waar is en wat fake. Aan de hand van actuele voorbeelden uit de krant én van digitale bronnen wordt gefilosofeerd over vragen als: wat is het verschil tussen een feit en een mening, wat kunnen we zeker weten, wat is waarheid.

 

 

De kinderen bekeken foto’s uit kranten en bedachten nieuwe onderschriften. We gingen vooral in op het verschil tussen precies omschrijven wat je ziet en wat je denkt dat je ziet. Het voorbeeld was een foto van vluchtelingen die met een witte tas vol toiletspullen richting hun nieuwe onderkomen liepen. Dit werd door de kinderen omschreven: “er lopen mensen met witte tassen”, maar op de vraag waar dit over kon gaan, werd uitgelegd dat dit waarschijnlijk boeven waren. Want het was nacht, ze hadden donkere kleren aan en “boeven lopen altijd met witte tassen”. Tijdens het gesprek kwam duidelijk naar voren hoeveel je kunt bedenken bij een foto (beeld), maar dat dit niet altijd klopt met de werkelijkheid.

 

 

PRIMAIR ONDERWIJS

KLEUTERS

 

Kleuters kijken vol verwondering naar de wereld. Begrippen die vanzelfsprekend lijken onderzoeken we met elkaar in een veilige omgeving, met beweging, geen ‘goede’ of ‘foute’ antwoorden en veel humor. Wat is bijvoorbeeld de binnenkant van een banaan? En waarom is een bank geen stoel, terwijl je op allebei kunt zitten? De ervaring leert dat kleuters het heerlijk vinden om na te denken over dit soort vragen.

 

 

De kleuters denken na over de vraag of een gelukte tekening lelijk kan zijn: 'Jazeker, dan is het kunst! In het museum hangen namelijk veel schilderijen met allemaal klodders enzo, die zijn dan mislukt, maar dan wordt het kunst en dan is het dus toch gelukt.'


 


PRIMAIR ONDERWIJS

VRIJDENKERS

 

Kinderen en jongeren leren om zelf filosofische vragen te bedenken. Daarbij zie je dat zij –ook kleuters!- vanuit zichzelf onder andere geïnteresseerd zijn in filosofische thema’s als leven & dood, tijd & ruimte en wat je kunt weten. Bij deze lessen bieden we materiaal en werkvormen aan passend bij de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen, waarna we de zelf bedachte vragen van de kinderen verzamelen en er één uitkiezen. Daarover wordt door de groep gefilosofeerd.

 


Wanneer is de dood mooi? 'Als je dood neervalt in een veld met rozen. Dan is dat een mooi moment.' 'Of toen mijn overgroot-oma van 94 heel moe was en ze ingeslapen is.' Nadat het gesprek verder verliep, kwamen de kinderen tot de conclusie dat als je dood kunt gaan zonder dat je (verder) pijn lijdt, de dood dan mooi is.



De bovenbouw heeft zich verdiept in de zelfbedachte vraag: ‘heeft Geert Wilders haarstijl?’. En hoewel het ogenschijnlijk een eenvoudige vraag is, bleek het toch nog een hersenkraker. Want wat is haarstijl eigenlijk? En heeft niet iedereen haarstijl? Niet als je kaal bent, want dan heb je geen haar. Hoewel, dan heb je misschien nog haarstijl met je oksel- of andere lichaamsbeharing… En een kaal hoofd is ook een stijl. Het haar van Geert Wilders is lelijk, dus is het geen haarstijl. Of is het lelijke haarstijl? Had de vraag dan niet moeten zijn: ‘heeft Geert Wilders een goede haarstijl?’. Daar konden ze het wel over eens worden (en over het antwoord ook ;-)). Toen vroegen ze zich af of dit niet ‘op de man spelen’ was, want je zegt eigenlijk lelijke dingen over iemand. Hierover werd ook van gedachten gewisseld: of het gezamenlijk onderzoeken van een antwoord op deze vraag wel of niet een persoonlijke aanval was en te vergelijken met iemand die naast je zit iets lelijks toebijten. En hoewel het niet heel aardig was om op deze manier over Geert Wilders te praten, vonden ze, was het toch anders dan iemand rechtstreeks aanspreken.